Categorieën
Artikelen

Wat is de taak van de literatuur

Wat is de taak van de kunsten, in het bijzonder van de literatuur, in het licht van deze tijd? In elke tijd heeft de schrijver, hoe dan ook, dienstbaar te zijn aan de mensheid, door te schrijven vanuit inzicht in de actuele samenhang en in zijn wording. Ook in deze tijd, juist in deze tijd waarin een omvattend inzicht onder het spervuur aan trivialiteiten zo moeilijk bereikbaar wordt gemaakt, laat staan een opening kan worden geboden. Het beetje denken dat we nog nodig hebben, worden we geacht de media te laten doen. Terwijl we toch aan alle kanten worden bedreigd, door misinformatie, door economische machten, door verwoesting van onze leefomgeving, uitsluiting, armoede, zinloosheid. Dit vraagt om literatuur die, welk verhaal ze ook vertelt, tenminste weet heeft van de grote krachten die het leven uit zijn baan dringen. 

Wat is hiervoor nodig? Het begint met de opdracht aan schrijvers te werken vanuit een wereldbeeld dat zo ruim is dat het geheel van de machinaties wordt doorzien, zodat mensen werkelijk iets meer kunnen begrijpen van de wereld, hun plaats daarin en hun mogelijkheden. 

Deze taak neemt de literatuur te weinig op zich. Dat is ook niet zo gek, ook schrijvers zijn mensen die het spervuur niet ontziet, door alle afleiding ingeperkt in hun blikveld. Als geheel wordt deze tijd herhaald, niet gereflecteerd. Indien de literatuur al inzicht biedt, reikt het niet verder dan tot het niveau van individuele levens. Een personage heeft het moeilijk, doordat diegene zo of zo in elkaar steekt, of dit of dat heeft meegemaakt. Dit kan best een frisse kijk bieden op het psychische functioneren, maar in hun, gezien de vervreemding, wel degelijk emancipatorische taak schieten schrijvers hiermee tekort.

Want op de persoonlijke problemen werken bepalend de grote krachten in: de beschadigende krachten van de niet zo zichtbare belangen, die ons valse waarden aanpraten, die ons reduceren tot consumenten, die onze individuele groei frustreren, die ons vermalen, ons angst aanjagen, ons machteloos maken, waardoor zij nog meer macht verwerven. En die het ons heel moeilijk maken deze krachten te doorzien.   

Welnu, bij te dragen aan het doorzien is de taak van degenen, onder wie schrijvers, die niet alleen iets aangrijpends en moois willen bieden, maar ook het voor mensen opnemen, door: 

  • ondanks alle misleiding te doen wat nodig om de wereld wel omvattend te gaan begrijpen, en dit begrip al fabulerend (dus impliciet) de lezers te bieden. 
  • ook de taal te doorzien als een instrument dat vervreemdend op ons inwerkt en tegelijk naar alternatieven te zoeken die andere betekenissen mogelijk maken.
  • zo hun grote taak te vervullen ook lezers los te weken uit de tang van de machten en hun bedrieglijke taal.

Deze zoektocht op zich te nemen is de verantwoording van schrijvers zelf. Niet eenvoudig, een aanwijzing vanuit een of ander -isme bieden is niet meer voorhanden. Het vereist in de eerste plaats, ondanks de offensieve omgeving: distantie. Distantie tot de samenleving zoals deze is verworden, tot ook de media, het eigen netwerk en de to-do-lijst. Het hoofd moet vrij zijn van psychische onvrijheden. Ja, een gedisciplineerd kloosterleven, waarin je toch midden in de wereld staat, is nodig om de grijparmen van de verdwazing aan het werk te zien en eraan te ontkomen. Het inzicht samen met de distantie maken de vrijheid bereikbaar, om zich ook een alternatief bestaan weer voor te stellen.

Dan is de vraag: hoe verwerken schrijvers hun begrip in literatuur, dus in taal. We hebben het hier over fictie, dat wil zeggen dat de zaken niet, zoals in non-fictie, worden benoemd, maar geïmpliceerd. Je kan geen kritisch en alternatief verhaal vertellen in de heersende ondergangstaal, anders gezegd geen onvrijheid openbaren, geen vrijheid suggereren in de taal van de onderdrukking. Toch is dit wat gebeurt.

Impliceren betekent meer dan de regel die geldt voor fictie: to show in plaats van to tell. Impliceren in dit verband betekent dat op elk niveau, de constructie, de zin en het woord, een ander wereldbeeld aan de taal ten grondslag ligt. 

Hoe impliceer je vertellend een ander wereld- en mensbeeld? Deze alternatieven vragen, wat de constructie van de vertelling betreft, een andere keuze van wat je wel en niet vertelt. Veel blijkt er nu niet meer toe te doen en moet dus worden weggelaten, nieuwe aspecten moeten op eigen kracht uit inspiratie worden gevonden. Geen woord zonder dat het is ervaren.

Vanuit een kritisch inzicht kan je nog altijd een psychologische roman schrijven, met een individueel plot. Maar de problematiek zal dan, impliciet, ook het systeem in het individu laten zien, de gruwel dat deze tijd ons niet toestaat überhaupt een individu te zijn. Dit inzicht is een geschenk aan de lezer. 

Ikzelf verklaar de problematiek van de wereld, tot aan het individu toe, uit de heerschappij van bezit en macht, die maakt dat niet alleen dat de aarde wordt opgebrand, maar ook dat wij ‘persoonlijk’ als neuroten door een onleven gaan.  

Hoe impliceer je deze kijk in de constructie? In mijn (ideeën)roman Bu en Iedje is de drijvende idee de vraag: Hoe te leven. Deze vraag stelt de jonge Iedje aan de oude Bu, die het kan weten. De zin van het leven verklaar ik uit de kracht van individuatie, aan worden die je in wezen bent. Daar trouw aan te zijn, is dan het antwoord op de vraag: hoe te leven. Hoe meer, zoals nu, je menswording met voeten wordt getreden, des te rottiger je leven en des te minder je teweeg kan brengen. Hoe meer je daarentegen als jezelf wordt gerespecteerd, hoe meer kracht je dat geeft om een factor te kunnen zijn. 

In de beschrijving van een gezin vertel ik niet hoe goed de ouders het in menig opzicht doen. Wel hoe, doordat hun eigen menszijn wordt geëlimineerd, zij ook teweegbrengen dat ieder van de gezinsleden gefnuikt wordt in individualiteit. Daar tegenover laat het leven van de oude Bu zien dat naar binnen blijven luisteren het evenwicht brengt om je mogelijkheden waar te maken. 

Op het niveau van de zin: in de rationele tijdgeest die ons omringt is de waarheid eenduidig: kortweg, van betekenis is welvaart, van geen betekenis is welzijn. Deze geest nodigt uit om te vertellen in eenduidige zinnen. 

Ontwikkel je distantie tot deze tijdgeest, dan blijken waarheden tot in de samenhang van het leven eerder opgebouwd uit tegenstellingen. Dit zal ook je zinnen noodzakelijk complexer maken.

Dit ervaar ik zelf, bijvoorbeeld in deze zinnen die niet voor het oprapen lagen, maar pas uit inspiratie zich voordeden. Over een toestand van midlifecrisis wordt in Bu en Iedje dit gezegd: 

‘Het luchtledige toen van het bestaan zonder baan, juist in het midden van je leven, die tijd van het einde van de vrijblijvendheid, van wezenlijke keuzes, werd de tijd dat je de straat op ging om niet thuis te hoeven zijn en daar zag dat alle mensen ergens naar op weg waren, met een doel.’

Over de schijn van geluk:

‘We wilden, weliswaar zonder bron, toch vreugde putten uit onze dag, zoals we tegen de klippen op ons best deden, uit onze ontbering toch wat voorkomendheid te stamelen, waarvan het ons leek dat we het meenden.’

Op het niveau van het woord: de schrijver zal woord voor woord het ideologische gehalte moeten vinden, en het daarvan zien te ontdoen door het anders te gebruiken, ofwel het te vervangen. Als schrijver kan je niet alert genoeg zijn op taal als jargon, want de kans is groot dat, misleid als we zijn, je de taal toch weer conformerend gebruikt in plaats van haar los te maken uit de verwijzing naar ongewenste betekenis. 

Conformeren is op de gebruikelijke manier benoemen. Door te benoemen worden de lezers, die net bezig waren zich een andere wereld te vormen, hardhandig weer in de realiteit terug gerukt, waaruit de schrijver hen wilde verlossen. Sterk bepalend zijn woorden uit een zekere deskundigheid (sociologie, psychologie, politiek). Deze zijn te vervangen door een gewoner en daardoor vrijer woord, dat in het ongewone gebruik juist ineens de ogen kan openen.

Op zoek naar inzicht gevende formulering kan het zijn dat je om de haverklap het woordenboek raadpleegt om te zien hoe een woord precies wordt betekend en of dat nog past in het verhaal dat jij wilt vertellen. 

Hoewel woorden niet los te zien zijn van hun context, hier een paar eigen keuzes: in plaats van vervreemding gebruik ik eerder: benauwenis (een bijbels woord), in plaats van consumptiedwang: gif, in plaats van saai: gebeurtenisloos, in plaats van onderdrukking: knechting (een historisch begrip kan het bedoelde kracht geven). 

Een misschien plotloze structuur gebouwd op een idee, complexere zinnen en soms ongebruikelijke woorden maken dat lezers moeite moeten doen. Dat is goed. Concentratie door de lezer bevordert het loskomen uit de dagelijksheid, bevordert ook het wegfantaseren naar een ander bestaan, ja, het terugvinden van leven. (En nee, moeite vragen van lezers is niet direct bevorderlijk voor de verkoop. Ook uitgevers moeten de betekenisvolle boeken uit willen brengen, die misschien geen hype worden, maar wel de zin bieden waaraan behoefte is. Het hele literaire bedrijf moet zijn verantwoording nemen.)

De geschiedenis van Bu en Iedje heb ik een tijdsverloop gegeven van begin twintigste eeuw tot in een toekomst, eigenlijk tot in de eeuwigheid. Ik wilde daarin een levensloop beschrijven in een samenleving die gaat in de richting van overconsumptie, via een catastrofe naar een (heilzame) omslag.

Tot de nabije toekomst heb ik de tijd van dystopie (waar wij nog middenin zitten) een intermezzo genoemd. Een tussentijd dus. Op zijn dieptepunt komt het tot een kanteling, die de weg vrij maakt voor – laten we zeggen een ander bestaan, waaruit bezit en macht zijn weg gespoeld. Een leven waarin ieder er eindelijk als mens aan te pas kan komen.

Tenslotte de taak van de schrijver volgens Peter Handke. Handke is mijn favoriete schrijver en leermeester – een schrijver die zichzelf niet bedriegt en zo ook de lezer niet. Ik kan mij blind op hem verlaten. Hij schrijft intelligent en sympathiek. Elk woord ervaren. Geen boek bovendien zonder op het schrijven te reflecteren. Ook hij stelt zich ergens expliciet de vraag: ‘Wat was zijn, ’s schrijvers, zaak?’  Zo gaat hij, vragenderwijs, hierop in: ‘Bestond er in zijn eeuw eigenlijk nog wel zo’n zaak? [-] Waar was de langjarige heerser wiens regeerperiode niet alleen met kanonschoten gevierd wilde zijn [maar ook bezongen]? En waar zijn opvolger, die niet alleen begeleid door flitslicht zijn ambt aanvaardde? [-] En welke volkenmoordenaars van deze eeuw konden nog, in plaats van met elk excuus opnieuw uit hun tombe op te staan, voor altijd hun hel in gestuurd worden door een enkele terzine? En hoe daarentegen, in het licht van de niet enkel meer ingebeelde, maar van vandaag op morgen al mogelijke ondergang van de wereld, gewoon de vriendelijke dingen van deze planeet hun werk te laten doen, in de vorm van een strofe of een alinea op een boom, een streek, een jaargetijde? Die gezichtshoek van de eeuwigheid  – waar was die nog te vinden?’ 

Woorden voor het scherpe doorzien van de tijd, afwisselend voor zijn wandelervaringen door de natuur maken inderdaad een groot deel van zijn werk uit. Natuur is eeuwig, niet gebonden aan welke tijd, plaats of geld- en machtslust ook. Nadat schrijver, lezer en literatuur zijn losgeweekt uit het nu, lijken zij in de richting te gaan van: de eeuwigheid. Alleen wat eeuwig kan duren is goed. Laten wij verhalen, beelden en woorden van eeuwigheid zoeken om de menswaardigheid dichterbij te zingen. 

© Helen Gerretsen

Download dit artikel