Deprivatie

Onze samenleving leeft niet meer samen. Samenleven is aandacht hebben voor elkaar, meeleven, delen wat er in je leeft en waar de ander iets aan heeft. We hebben elkaar weinig meer te bieden. Ja, soms maken we een praatje, zo nodig willen we best een boodschap doen, meehelpen op de sportclub. Maar aandacht, betrokkenheid geven? En van wie krijgen we die zelf? We doen anderen tekort en we komen zelf tekort.

Het punt is: het is niet te zien, deze leegte. We doen ons best om aardig te zijn, we wensen elkaar fijne avond. Het ziet er heel aanvaardbaar uit. Maar we zien niet meer wat de ander nodig heeft, we vertellen niet meer een spontaan verhaal, we lachen niet meer samen. We delen niet meer. Menselijkheid is delen. Delen is alleen mogelijk als het vanbinnen fit is, als het leeft. Dat is niet zo, we zijn uitgeput. Het innerlijke en het sociale leven zijn tot stilstand gekomen. We zijn uitgelopen op dood tij. 

Hoe is dat gekomen? We wilden de vrijheid hebben om het maximum uit ons leven te halen. We voldoen aan de eisen van het werk, we betalen de hypotheek en trekken de deur achter ons dicht. We vinken onze dagelijkse to-do-lijst af, we klussen, we kijken films, of we gaan er juist op uit om te chillen. Hoe dan ook sluiten we alles uit wat niet bijdraagt aan ons optimale leven, in de eerste plaats wel gedoe met anderen. Ongehinderd kunnen we onze dagen overladen en ongeremd doordenderen, nog altijd.

Hiermee zijn we nu het absolute minimum aan menselijkheid gepasseerd. Met het gevolg dat het isolement totaal is, en wij zijn gedepriveerd. Deprivatie is het kenmerk van deze tijd. 

Wat is deprivatie? Deprivare = beroven. We beroven ons van de prikkels die de omgang met mensen ons geeft om bij anderen en ook bij onszelf stil te staan. Daarmee zijn we beroofd van belangstelling, contact en van beleving vanbinnen. We vervreemden van elkaar en van onszelf. Deprivatie is bekend van eenzame opsluiting, als in de gevangenis. Daar is onze toestand nu op gaan lijken. We zijn er beroerd aan toe. 

In het dagelijks leven lopen we van alles op, maar zonder het te beleven. Beleving vanbinnen en de verwerking zouden voeding zijn. Het lijkt op het proces van onze spijsvertering. We nemen voedsel op en zetten het om in bouwstoffen en energie. Is de spijsvertering verstoord en nemen we voedsel niet meer op, dan komen we bouwstoffen en energie tekort. Dit is aan de hand. Het leven sijpelt uit ons weg. We worden niet meer geraakt. We raken gevoelloos, apathisch. Het is niet alleen gebeurtenisloos, doodsaai, maar ook schadelijk. 

Deprivatie komt neer op verwaarlozing. Verwaarlozing is bekend van kinderen, dan noemen we het mishandeling. Van volwassenen is het dat ook. Maar anders dan bij kinderen overkomt het ons niet alleen, we doen het ook onszelf aan. Dan is het zelfverwaarlozing

We lijden gebrek. Ondervoed als we zijn, raken we vanbinnen eenzaam, of depressief, of angstig. Dat kunnen we ontkennen, maar dat helpt niet. Dat maakt ons alleen maar negatiever. Het is schrikbarend hoeveel bitterheid er in mensen zit. Als er gepraat wordt, is het over problemen. Spreken we iemand die dik is en een open, opgeruimd gezicht heeft, dan zien we, in onze bitterheid, alleen dat diegene te dik is, niet het mooie gezicht. Het positieve, de sympathie, merken we helemaal niet meer op, niet in anderen, niet in onszelf.  

Het almaar niet beleven, en ook zelf niet geven, frustreert. Frustratie loop je onbewust op en reageer je af op anderen. Uit onbewuste nijd ga je weigeren te geven, te delen. We houden ons gevoelloos, koud. Door anderen uit te sluiten, dragen we bij aan deprivatie: we verwaarlozen anderen. 

In onze zelfverwaarlozing snakken we juist naar aandacht en doen er alles aan om die in de media te vinden. Maar onszelf aandacht geven en elkaar – ho maar. We hebben zelfs het vermogen niet meer om bij onze behoeftigheid stil te staan. 

Dat we op ons tandvlees lopen, komt niet alleen doordat we het zo druk hebben, maar doordat we vanbinnen zijn uitgeput. Er is niets meer waar we kracht uit halen. We zijn langdurig ondervoed, om niet te zeggen uitgehold. We hebben een leeggelopen zelf. 

Vandaar de bijna een miljoen mensen aan de antidepressiva, en nog eens bijna een miljoen in burn-out. Deprivatie is meedogenloos.

Hoe kan het dat we dit volhouden. Hoe kan het dat we niet schrikken van deze leegte. Hoe kan het dat we ’s ochtends niet bibberend in bed blijven, ver weg van die onherbergzaamheid, die onontkoombare kakofonie, die vrieskou, die armoe die geen beschutting biedt. 

Hoe kan het dat we elkaar met een opgewekte presentatie voor de gek blijven houden. Want wat daaronder zit laten we niet zien. Onze presentatie is er een van alles-in-orde, terwijl ons innerlijk vol zit met somberheid, negativiteit en angst. Dit merk je zodra je een paar zinnen meer uitwisselt dan alleen fijne avond. Het is lang niet zo in orde als het lijkt. Uitgehold als we zijn, krijgen we geen greep meer op de onwaarachtigheid. Oneerlijkheid verkrampt. De meeste mensen deugen, ja, en dat willen we ook, maar we hebben de kracht niet meer om er iets mee te doen. 

Het blijkt geen goed idee, dit najagen van een optimaal leven. Het breekt meer af dan het ons biedt. Naar buiten doen we alsof we alles aankunnen, maar als het ernstig wordt, zijn we weerloos. Confrontaties vermijden we. We zijn er niet meer in getraind. Dit is nog om een andere reden urgent. De toestand van deprivatie maakt ook maatschappelijk machteloos. En weerbaarheid hebben we juist zo nodig. Er worden ingrijpende klimaatmaatregelen genomen. Om het milieu te redden, zal er werk verdwijnen, er zal minder geld zijn voor de hypotheek, beroepen worden overbodig, we gaan omscholen. Dat vraagt de veerkracht van een goede omgang met onszelf en met elkaar.  

Zo zit het. 

En nu anders. 

Hoe brengen we nieuwe vloed op gang? Hoe bouwen we kracht op? Als de oorzaak is zelfverwaarlozing, dan is de oplossing: daarmee te stoppen. We stoppen de zelfverwaarlozing door wel stil te staan bij onze binnenwereld. We snakken naar een breuk met het doen-alsof. We snakken ernaar onszelf recht te doen. We snakken naar waarachtigheid. 

Stilstaan bij jezelf is niet altijd aangenaam. Je komt oneerlijkheid tegen, tekorten. Deze durven zien, eronder lijden, en overwinnen, daar gaat het om. Het is een bevrijding. Deze training geeft kracht, en eigenwaarde.  Dit geeft de stimulans waarop je verder wilt. 

Het moet een besluit zijn om vol te houden, dagelijkse training in betrokkenheid. Dit vormt een anker. 

Steeds kortere metten maken met onwaarachtigheid in jezelf is alsof eindelijk iemand het voor je opneemt. Waarachtigheid is liefde. Er gaan werelden voor je open. Dit is het optimale leven dat we ons wensen.

Ben je weer betrokken bij je binnenwereld, dan krijgt je intuïtie ook weer een kans. Die geeft de zuiverste inspiratie voor wat je staat te doen. Voeding geeft de stevigheid die effect heeft op het leven.

Als je op eerlijke aandacht voor jezelf aankan, dan komt er weer ruimte voor belangstelling voor anderen. Je kan ervan uitgaan dat iedereen snakt naar meer waarachtigheid. Daar kan je bij helpen. Belangstelling hoeft zich niet te uiten in een aai over de bol, het gaat om een blijk van genegenheid die je dan in je hebt, een moment van stilte bij een blijk van moeilijkheden, gretig aanhoren van een verhaal. En zomaar een hand op een hand. Het zijn de blijken van gemeende waardering, van sympathie die we nou eenmaal nodig hebben – om te geven, om te krijgen. Het contact met anderen wordt weer verrijking van ons leven. 

Zijn we getraind in confrontaties en moeilijkheden, dan zijn we ook weerbaar voor de grote veranderingen. Deze kunnen het beste van overheidswege worden georganiseerd, zodat ze goed te doen zijn. Maar we hebben te maken met een overheid die weigert onze gezondheid en onze bestaanszekerheid te organiseren. Willen we voorkomen dat het gebrek aan beleid uitloopt op een catastrofe, dan komt het op onszelf aan. Dan moeten al onze zeilen bij om de rust te bewaren, de werking van het gezonde verstand, om richting te geven, in het klein en in het groot. 

Overal zijn al individuen met de rust tot handelen, in staat tot sympathie. Het kunnen er meer worden. Wat we nodig hebben zijn duikelaartjes: niet omver te krijgen.